Home
Zoogdieren
Vogels
Reptielen en Amfibieën
Vissen
Insekten en Spinnen
Lagere dieren
Uitgestorven dieren
Diergedrag
Leefgebieden
Bescherming


het Grote Barrière Rif
Kleine waterdiertjes hebben het Grote Barrière Rif gevormd. Het is zo enorm, dat het vanaf de maan te herkennen is. Het herbergt een rijkdom aan levensvormen, even kleurrijk en veelsoortig als in het tropische regenwoud.
Ondanks zijn naam is het Grote Barrière Rif niet één enkel rif. Een heel vlechtwerk van riffen strekt zich uit over een afstand van 2000 kilometer parallel aan de noordoostkust, van de Lady Elliott Eilanden bij de kust van Zuid-Queensland tot aan de Golf van Papoea Nieuw-Guinea.
Oorsprong en kenmerken
Ongeveer 18 miljoen jaar geleden begon het grote barriererif zich te ontwikkelen. In de huidige ontwikkelingsfase, die reeds 2000 jaar duurt, worden nieuwe lagen op de oudere fundamenten afgezet.

Het rif ligt op verschillende afstanden, tussen 15 en 200 kilometer, van de kust verwijderd en strekt zich uit over een oppervlak van 230.000 vierkante kilometer. Het grootste gedeelte omvat meer dan 2100 riffen, en er zijn ongeveer 540 dicht onder de kust gelegen eilandjes door ringriffen omgeven.

In het noorden en zuiden liggen de riffen dicht opeen, dit in tegenstelling tot het midden gedeelte. In het noordelijk gedeelte, daar waar mangrovebomen kunnen groeien, zijn er bovendien veel mangrove-
moerassen. Tussen het grote barriererif en de kust strekt zich de lagune uit. Het is een ondiepe watervlakte, die meestal niet dieper gaat dan 100 meter. De bodem ligt in de luwte van het rif en is met een sliklaag bedekt.

Aan de zeezijde gaat het rif duizenden meters stijl de diepte in en staat volkomen bloot aan het volle geweld van de golven en stormen.

Hier groeit het koraal het sterkst, maar tevens gaat het meeste materiaal verloren op de plaatsen waar storm en golven hun tol eisen. Een groot deel van het losgerukte materiaal wordt echter weer teruggeworpen en vormt weer 'nieuwe rotspartijen'. Zo is het rif in een voortdurend proces van afbraak en wederopbouw verwikkeld.
Het ontstaan van het koraalrif
Koraalriffen zijn eigenlijk 'levende rotspartijen'. Zij bestaan uit duizenden anemoonachtige levende wezens, poliepen. Zij bedden zich in kalkskeletten in die door hun voetschijven worden aangemaakt. Ieder jaar dijt het rif naar buiten en boven toe uit. Wanneer de poliepen zich voortplanten en er nieuwe poliepen aangroeien. Iedere poliep is met strengen levend materiaal verbonden met zijn buren en draagt zodoende bij aan de algehele versteviging.

Kalkroodwieren, die er als roze verfdruppels uitzien, zijn ook zeer belangrijke rifbouwers. Zij produceren
kalksteen dat het rif nog steviger maakt. Roodwieren die vooral aan de rifkanten leven, maken een soort mortel die sedimentvlakken aan elkaar vast kit. In vele, vele jaren bouwt de totale levensgemeenschap zo een enorme gestructureerde massa op het koraalrif, waarvan slechts een klein gedeelte bestaat uit levende wezens en het grootste deel uit kalksteenskeletten.

Iedere koraalsoort heeft zijn eigen groeiwijze. Daardoor ontstaat er een grote verscheidenheid aan vormen - heuvels, plateaus, tafelvormen, waaiers, takken en geweistructuren.
Het dierenleven bij het rif
Een groot deel van de koralen is wit - de skeletsubstantie van dode poliepen. Levende poliepen zijn daarentegen dikwijls opvallend bont van kleur. Verwanten van de koralen, de waaierkoralen en zeeveren, alsook sponzen en andere levende wezens, bezitten heldere kleuren. Blauwe en gele rifbaarzen en felschitterend roze,
lilagekleurde en gele lipvissen wedijveren met levendig witrood gekleurde zeeslakken, smaragdgroene slangsterren en helblauwe zeesterren.

Deze schitterende kleuren zijn bedoeld om rovers in verwarring te brengen, maar tegelijk duidelijk aan te geven tot welke soort elk dier behoort.
Teamwork bij vissen
Op het rif komen vissen zo nu en dan samen om de komst af te wachten van bepaalde garnalen en lipvissen. Deze bevrijden de grotere vissen van parasieten en aangetast weefsel. Beide profiteren hiervan - de 'schoonmakers' hebben een zekere voedingsbron, en hun 'cliënten' blijven gezond.

Een ander voorbeeld van symbiose is het samenspel van holbewonende zeegrondels en pistoolkreeften. Een kreeftenpaartje graaft en onderhoudt een tunnel en leeft hier samen met een zeegrondel-paar. De grondels met hun scherpe ogen, geven elk teken van gevaar door aan de slechtziende kreeften, door met hun staart tegen de voelsprieten van de kreeften aan te slaan.
De vissen van het Grote Barrière Rif
Er leeft een ongelooflijke veelheid aan dieren rond het rif; van kleine, drijvende kwallen tot reuzenhaaien. Zeeschildpadden leven hier in grotere aantallen dan waar ook ter wereld. Goedmoedige zeekoeien, zwemmende verwanten van de olifant, bewegen zich traag door het zeegras en er waden vogels, zoals de rifreiger, door de ondiepe gedeeltes om vis te vangen.

Behalve 400 koraalsoorten leven bij het rif 200 soorten porseleinslakken en waarschijnlijk meer dan 2000 vissoorten (ongeveer een tiende van alle bekende soorten). Zon 200 soorten kunnen zich tegelijkertijd op een oppervlak van niet meer dan een voetbalveld bevinden.

Een heel leger van dieren graaft en boort zich in het rif naar binnen zoals
onder andere boorzwammen, wormen, schelpdieren, zeeegels en koraaletende zeeslakken.

Bovendien eten verschillende vissen levende koralen: papegaaivissen knippen als het ware met hun scherpe, snavelvormige voortanden kleine stukjes af. Met hun afgeronde kiezen malen ze de knarsende hap fijn om bij het poliepenvlees te komen.

Ook zeesterren kunnen grote hoeveelheden koraal opeten. Zij stulpen hun maag uit en overgieten de poliepen met verteringssappen. Daarna halen zij hun maag weer binnen zoals een visser zijn net. Hun vangst is een gedeeltelijk verteerde koraalsoep. De beruchte doornenkroon-zeester kan in zijn eentje per dag een vierkante meter koraal verorberen.

design by Café Noir Nieuwe Media