Het betoverende alpenlandschap kent een grote verscheidenheid aan dieren en planten. Veel planten en dieren die hier in de bergen leven zien we ook in het noordpoolgebied en in de kustgebieden.
|
De Alpen vormen het grootste en hoogste gebergte van Europa, 1100 kilometer lang en 250 kilometer breed. Het gebergte strekt zich uit over zeven landen.
|
 |
Klimaat |
Het klimaat in de Alpen is sterk afhankelijk van de hoogte, van de ligging ten opzichte van kompasrichting, en van de blootstelling aan wind en zon. In de zomer kunnen de dagen heel warm zijn, gevolgd door koude nachten. Vaak is de hemel
|
's ochtends helder en zonnig, maar 's middags bewolkt. In de winter dalen de temperaturen vaak tot ver onder het vriespunt en valt er sneeuw. Daarbij is het op hellingen aan de noordzijde kouder en natter, en aan de zuidzijde droger en warmer.
|
Vegetatie |
In de Alpen groeit een veelheid van planten en bloemen, zowel in de dalen als op de hoge alpenweiden.
Tot een hoogte van ongeveer 2400 meter groeien naaldbomen, daarboven gedijen tot hoogtes van 3200 meter alleen nog maar dwergstruikjes.
Eén van de bekendste alpenplanten is de gletsjerranonkel die het absolute hoogterecord onder de bloeiende planten houdt, en zelfs nog op
|
hoogtes van 4200 meter groeit.
Kleine groepen prachtige alpenplanten groeien op hoogtes van 2800 meter; veel ervan zijn kussenvormig zoals schildkruid en het stengelloze lijmkruid. Door deze aanpassingen zijn deze planten zowel tegen planteneters als vochtverlies beschermd. Bovendien worden de jonge loten zo tegen wind en bevriezing gevrijwaard. De beroemde edelweiss bevindt zich ook ongeveer in het zelfde gebied.
|
 |
Zo zien de Alpen er uit. |
1) Bergen: de Alpen zijn verdeeld in de West-Alpen, de Centrale Alpen en de Oost-Alpen. Elk van deze gebieden omvat verschillende bergregio's. Zuidelijk van Chamonix in Frankrijk, in de West-Alpen, verheft zich de Mont Blanc. Deze is met zijn 4807 meter de hoogste berg van Europa. Van de drie alpengebieden zijn de Centrale Alpen gemiddeld genomen het hoogste.
2) Gletsjers: de gletsjers tonen een schitterend natuurschoon. Zij bepalen in hoge mate het landschap omdat ze zorgen voor erosie van de bergtoppen en het ontstaan van dalen, de vorming van meren en opeenhopingen van
|
rolstenen tot puinhellingen.
3) Rivieren: veel Europese rivieren, zoals de Rhône en de Rijn, ontspringen in de Alpen. Ze krijgen hun water door het smelten van ijs en sneeuw.
4) Weiden: in de submontane vegetatiezone komen de meeste plantensoorten voor, die bergweiden oftewel 'matten' vormen. De planten zijn een mengsel van laagland- en bergplanten. In deze zone groeien de meeste orchideeën, zoals de aangebrande-orchis, gevlekte orchis en muggenorchis.
|
Bescherming van de Alpen |
Elk jaar worden er enorme delen van de bossen gekapt voor het aanleggen van skipistes en skiliften. De natuur raakt hierdoor uit haar evenwicht, omdat bijvoorbeeld bomen een belangrijke rol spelen bij het in stand houden van de bodemstructuur van de Alpen: de wortels houden de aarde vast, de stammen en takken beschermen tegen te veel sneeuw en lawines. Na het vellen van bomen ontstaan steeds vaker lawines en grondverschuivingen, waarbij in 1987 bijvoorbeeld binnen 20 dagen 60 mensen werden gedood.
|
De bossen hebben ook zwaar te lijden onder de giftige uitstoot van fabrieken en energiecentrales. En verzwakte bomen zijn gevoelig voor ziektes en storm. Men schat dat tussen 70 en 80 procent van de alpenbossen beschadigd zijn.
Deze vernietiging van de natuur heeft uiteraard ook zijn weerslag op het leven van de dieren in de Alpen. Daarom zijn in alle alpenlanden al delen tot beschermde gebieden verklaard.
|
Dieren in de Alpen |
Zoogdieren: alpensteenbok, gems, alpenmarmot, edelhert, sneeuwhaas, sneeuwmuis, alpen-spitsmuis
Vogels: steenarend, havik, korhoen, torenvalk, gewone sneeuwhoen, auerhoen, steenpatrijs, oehoe, zwarte specht, rots zwaluw, waterpieper, alpenheggemus, beflijster, kuifmees, aplenkauw, rotskruiper, sneeuwvink, notenkraker
Reptielen en amfibieën: ringslang, alpen-watersalamander, vuursalamander, aplensalamander, geelbuikvuurpad, hazelworm, adder
Vlinders: geaderd witje, kleine parelmoervlinder, alpen-apollovlinder, oranje luzernevlinder, koninginnepage,
|
esper, alpenblauwtje
Planten: lariks, jeneverbes, bergden, schorpioenroos, gletsjerranonkel, alpenpapaver, huislook, oranjelelie, diverse steenbreek-soorten, alpenklaver, alpenviooltje, alpenroosje, edelweiss, gentiaan-soorten, rotsschildzaad, alpenaster, alpenklokje, veel soorten orchideeën
Nadere bijzonderheden: alle genoemde zoogdieren leven het hele jaar door in de Alpen. Sommige van hen houden een winterslaap. De meeste vogels gaan 's winters naar zuidelijker oorden, en de vogels uit het hooggebergte verblijven gedurende de wintermaanden in de dalen.
|
 |
Vogels in de Alpen |
Sommige vogelsoorten in het alpengebied hebben zich zeer goed aan hun omgeving aangepast. De sneeuwvink bouwt zijn nest in rotsspleten boven de boomgrens en zoekt langs de steile hellingen naar zaden en insekten.
De alpenkauw nestelt in kleine kolonieën ver boven de boomgrens in spelonken. In de winter vormen zij vaak grote zwermen, en houden zij zich op in de nabijheid van bergstations, en ski-oorden, waar zij gevoederd worden en van afval leven.
|
De notenkraker heeft een heel bijzondere verzorging voor de winter ontwikkeld: in de herfst verzamelt hij hazelnoten en zaden van de arve, en begraaft ze als voorraad onder gevallen gebladerte. De notenkraker verzamelt op deze manier wel 100.000 zaden en begraaft ze op ontelbare verstopplaatsen. De meeste voorraden, die soms tot een meter diep onder sneeuw begraven liggen, kan de notenkraker door een zeer goed geheugen weer terugvinden. De notenkraker brengt ook zijn jongen groot met de verstopte zaden.
|